Nog voor de Teacher Training officieel was begonnen, had ik tijdens de vliegreis naar Goa al een hoop geleerd.
Dat getrouwde, Indiaase vrouwen teenringen dragen om daarmee band te laten zien die is ontstaan tussen twee families (en dus niet om heel hip te zijn, zoals in Amsterdam).
Dat je bij het landen in Mumbai langs een enorme berg vliegt die je vanuit het raam bijna kunt aanraken.
Dat er pal naast de luchthaven rijen krottenwijken liggen.
Dat je met een transferbus door Mumbai moet om naar het nationale-vluchten-vliegveld te komen.
En dat daar bij het inchecken twee verschillende rijen zijn voor mannen en vrouwen.
In de taxi naar Patnem, anderhalf rijden ten zuiden van Goa Airport, rook ik dezelfde zoete geur die ik me nog herinnerde van Sri Lanka. Kruidig, warm en zacht. Vochtige planten en bomen vermengd met verbrand hout en een zweempje zee.
Die avond bleek mijn gereserveerde hut aan het strand nog niet gebouwd te zijn. Ik ontdekte dat Patnem pas eind september begint te ontwaken. In de maanden ervoor staat er niets: geen strandhut, geen café, geen winkel. Alle ingrediënten voor een succesvol toeristenseizoen liggen opgeslagen en worden pas uitgepakt en in elkaar gedraaid als het regenseizoen zo goed als afgelopen is. Ik nam genoegen met een hut in de tuin, tussen de palmbomen en pal naast de yoga shala, waar we een dag later om 8 uur ’s ochtends onze eerste yogales zouden hebben.
Hoewel op de avond van aankomst (dinsdag) het terrein waar de strandhutjes moesten komen, nog een chaos was, lig ik nu (zondag), in een comfortabele hangmatstoel met uitzicht op (altijd woeste) zee. In die paar dagen is mijn hut opgebouwd – inclusief openslaande glazen deuren- en kobaltblauw geverfd. Ik heb een comfortabel tweepersoonsbed met hysterisch gebloemd beddengoed, een paarse klamboe en een badkamer met een halfopen dak. Op een paar minuten lopen langs het strand is een eettentje, waar je onder een dikke haag van palmbomen verse vis en Nutella-pannenkoeken kunt eten.
En in diezelfde paar dagen heb ik tijdens de lessen alles geleerd over de serratus interior (de spier die onder je oksels loopt en die van groot belang is bij de vele push up-achtige bewegingen die we tijdens de vinyasa’s doen), over de Hanumanasana (de split, vernoemd naar de mythische figuur Hanuman, die met één grote sprong van India naar Sri Lanka sprong) en over het verschil tussen abductie en adductie.
En ik heb ontdekt dat het zo moeilijk niet is: om zes uur ’s ochtends opstaan, van zeven tot tien uur je practice doen (asana’s en pranayama) en dán pas ontbijten.
Het eten is lekker – maar sober. En wat blijkt: dat sobere werkt ontzettend goed voor het lijf. Als je af wil van je sugar dips en intern gerommel, doe het dan als volgt:
Ontbijt: bakje gesneden fruit (banaan, papaya, ananas, appel) en bakje ongezoete (havermout)pap op water- of melkbasis met rozijnen en ongebrande cashewnoten.
Lunch: grote bak rijst met een vegetarische curry, aangevuld met gekookte groenten (sperziebonen, wortel, bloemkool, maiskolfjes). Eventueel op smaak gebracht met zelfgemaakte sambal/pepersubstantie.
Diner: zie lunch
Tussendoor: ongebrande, ongezouten noten, een banaan of appel.
En liters gemberthee, chai (met melk) of een Ayurvedische thee (Vata, Kapha, Pitta – voor wie weet welke dosha-ie is). Alcohol? Nope. Al met al voelt het als heel goed voor je lichaam zorgen zonder jezelf tekort te doen.
Dit alles overigens wel afgewisseld met zo af en toe een grote bak koffie en een pannenkoek met Nutella. Het moet wel een beetje leuk blijven allemaal, dat healthy yoga-gebeuren.